en engel bracht mij Johannes, in de geest op een zeer hoge berg
en toonde mij de heilige stad Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde,
Stralend van de heerlijkheid God; zij schitterde als het kostbaarste gesteente en als een kristalheldere jaspis.
De stad wat omringd door een zeer hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stonden twaalf engelen.
namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen.
Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen.
En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop stonden de twaalf namen van de twaalf apostelen van het lam.
Maar een tempel zag ik er niet; want de God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel; zoals ook het Lam.
En de Stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.