n die tijd gingen de Farizeeën onder elkaar beraadslagen hoe ze Jezus in de val konden laten lopen.
Zij stuurden hun leerlingen met de Herodianen op Hem af met de vraag: &Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert; en Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen.
Zegt ons daarom: Wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet?’
Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: &Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars?
Laat Mij de belastingmunt eens zien.’ Zij hielden Hem een denarie voor.
Hij vroeg hun: &Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?’
Zij antwoordden: &Van de keizer.’ Daarop sprak Hij tot hen: &Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.’