roeders en zusters, Christus is niet binnengegaan in een heiligdom dat door mensenhanden is gemaakt,
in de voorafbeelding van het hemelse heiligdom, maar in de hemel zelf, waar Hij nu bij God voor ons pleit.
Hij brengt daar niet telkens opnieuw het offer van zijn leven; hij is dus niet te vergelijken met de hogepriester
die elk jaar het heiligdom binnengaat, en dat met bloed dat niet het zijne is,
want dan zou Hij sinds de grondvesting van de wereld telkens opnieuw hebben moeten lijden.
Nee, hij heeft zich bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard, om met zijn offer de zonde teniet te doen.
Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel.
Net zo zeker is het dat Christus, die eenmaal is geofferd om de zonden van velen te dragen,
voor een tweede maal zal verschijnen om te redden wie hem verwachten, maar dan gaat het niet meer om de zonde.
Welnu dan broeders, daar we de vaste zekerheid hebben, dat door het Bloed van Jesus de weg tot het Heiligdom ons open staat,
omdat Hij voor ons met zijn lichaam een weg naar een nieuw leven gebaand heeft, door het voorhangsel heen.
We hebben nu een hogepriester die dienst doet in het huis van God;
laten we God dan naderen met een oprecht hart en een vast geloof, nu ons hart gereinigd is,
wij van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.
Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want hij die de belofte heeft gedaan is trouw.