07 Februari 2014

De inquisitie: lezen in zwarte bladzijden

Ga naar overzicht

Deel op:

nder de titel 'Bonte Papen’ schrijft dominicaan en historicus Kees Brakkee over de geschiedenis van de dominicanen en kerkelijke omstanders, in het 'Presenteerblad’, tijdschrift van de Dominicanenkerk Zwolle. Dit keer over zwarte dominicaanse bladzijden: de inquisitie.

door Kees Brakkee o.p.

Zoals zo veel in de rk-kerk, heeft ook de inquisitie haar wortels in het oude Rome. Als pontifex maximus, opperpriester, hielden de keizers toezicht op de godsdienst. Vaak om politieke redenen vervolgden zij mensen met afwijkende religieuze meningen. De heidense keizers vervolgden de christenen. Toen zij zelf tot het christendom waren overgegaan, vervolgden zij de ketters.

De kerk legde ketters in die dagen alleen kerkelijke straffen op. In de vroege Middeleeuwen, zeg vanaf 500, kende men geen geloofsvervolgingen. De eerste gewelddadigheden tegen ketters dateren uit de elfde eeuw, toen koning Robert II van Frankrijk dertien ketters levend liet verbranden.

Paus Lucius III

Het bleef bij enkele gevallen tot het concilie van Verona (1184), toen paus Lucius III in samenwerking met keizer Frederik Barbarossa de ‘constitutie’ (verordening) Ad abolendam uitvaardigde. De ketters werden geëxcommuniceerd, uit de kerk gezet, en in geval van hardnekkigheid moesten zij aan de wereldlijke arm worden uitgeleverd.

Ofschoon het onderzoek naar de rechtgelovigheid van oudsher aan de bisschop toekwam, ziet men in deze constitutie de oorsprong van de bisschoppelijke inquisitie. De komst van de Katharen in de 12de eeuw zette de zaak op scherp. Zij verkondigden een dualistische leer, dat wil zeggen, dat zij een god van het goede en een god van het kwade erop nahielden. Dergelijke stromingen kregen in heel Europa invloed, maar in de 13de eeuw waren de Katharen in Lombardije en in Zuid-Frankrijk een machtsfactor van betekenis geworden. Zij bedreigden niet alleen het kerkelijk leven, maar werden ook gezien als een gevaar voor de maatschappij. Dat gevaar moest met behulp van de wereldlijke macht worden bestreden.

Doordat men vanuit Rome vond, dat sommige bisschoppen te weinig deden om de ketterij te bestrijden, stelde paus Gregorius IX in 1231 de pauselijke inquisitie in, zodat er eenheid in de rechtspleging kon komen.

De taak van de inquisitie

Bernard Guidonis o.p. biedt op deze bladzijde zijn oeuvre aan paus Johannes XII aan.

Het woord ‘inquisitie’ is afkomstig van het Latijnse ‘inquisitio’, hetgeen ‘onderzoek’, ‘het opsporen van bewijsmiddelen’ betekent. De kerkelijke rechtbanken moesten niet alleen beoordelen, of iemand er ketterse ideeën op nahield, maar zij moesten ook actief ketters opsporen.
Daartoe werden inquisiteurs aangesteld. De meesten van deze lieden waren dominicanen. Er waren echter ook franciscanen en wereldlijke geestelijken in de branche actief.

Het lag voor de hand, dat er vaak predikbroeders als inquisiteur werden aangesteld. Zij hadden immers de opdracht om door studie, vooral van de theologie, te zorgen voor verantwoorde prediking. Het arsenaal aan goed opgeleide theologen was binnen de dominicaanse orde groot.

Er verschenen handboeken voor deze inquisiteurs, zoals die van Bernard Guidonis († 1331) en Nicolaus Eymericus († 1399). Men steunde bij onderzoek en rechtspraak steeds meer op het Romeinse recht, dat op de universiteiten aan een herleving was begonnen. Dat had ook invloed op de beoefening van de theologie. Het leverde meer precieze omschrijvingen van allerlei begrippen, maar, wat erger was: dat oude recht stond ook de foltering toe om bekentenissen af te dwingen.

Met name de Spaanse Inquisitie kreeg een bijzonder slechte naam. In 1478 gaf de paus koning Ferdinand en koningin Isabella verlof om scherper tegen de ketters op te treden. Er kwam een groot-inquisiteur, door het koningspaar voorgedragen en weliswaar door de paus benoemd, maar verder moet men de Spaanse Inquisitie als een wereldlijke instelling beschouwen. Zij richtte zich met name op in schijn bekeerde joden, ‘marano’s’ en Moren, ‘morisco’s’. Berucht zijn de ‘auto de fe’s’ (Spaans) of auto da fe’s (Portugees), eigenlijk: ‘vonnissen inzake het geloof’, die uitgroeiden tot terechtstellingen van de ketters in openbare manifestaties.

Op dit 15e-eeuwse schilderij van Pedro Berreguette staat Dominicus afgebeeld als voorzitter van een ‘auto de fe’-rechtbank van de Spaanse inquisitie.

De inquisitie kwam overigens niet overal tot stand. De Scandinavische landen hebben haar nauwelijks gekend en in de Nederlanden verschijnt zij eerst na 1500. Ze was daar door de invloed van keizer Karel V wel strenger dan elders. Hij vaardigde zogenaamde ‘plakkaten’, ‘verordeningen’, uit tegen de ketters; zelfs kleinere vergrijpen werden met de dood bestraft.

Hoe het verder ging

Henricus Institoris, Heinrich Krämer, alias ‘Heksenhamer’ aan het werk.

In 1542 richtte paus Paulus III de Congregatie (een soort departement) van de Inquisitie op. Zij werd in 1859 opgeheven. Sinds 1908 waakte het Heilig Officie (Heilig Ambt of Heilige Taak) te Rome over geloof en zeden binnen de katholieke kerk. Die afdeling binnen het bestuur van de kerk heet thans Congregatie van de Geloofsleer.
De Spaanse inquisitie werd eerst in de 19de eeuw opgeheven; in de Nederlanden kwam een eind aan de inquisitie, toen de opstand tegen Spanje uitbrak.

De meest afschuwelijke kant van de inquisitie was de heksenvervolging die vanaf ± 1450 tot maar liefst ± 1750 in delen van Europa heeft gewoed. Het is onbegrijpelijk, dat het geloof aan heksen, zowel mannen als vrouwen, maar de laatsten toch het allermeest, en haar verbond met de duivel, zo lang stand kon houden en dat niet alleen onder eenvoudige lieden, maar ook bestuurders en academisch gevormden waren heilig overtuigd van deze baarlijke nonsens.

Helaas was het ook hier een dominicaan, Henricus Institoris, alias Heinrich Krämers, die een handboek voor de vervolging van heksen schreef: het beruchte boek Malleus Maleficarum, letterlijk vertaald: Hamer van (voor) de boosdoensters, maar in het Nederlands Heksenhamer geheten. Het verscheen in 1486 en kreeg vele herdrukken.

Malleus Malificarum, editie uit 1669. ‘Om misselijk van te worden.’

Op het titelblad stond nog een tweede naam, die van Jacob Sprenger, eveneens een dominicaan en een geacht inquisiteur. Naar wij nu weten, had deze part nog deel aan het boek. Institoris had zijn naam erbij gezet om het boek meer aanzien te geven.

Ik heb ooit gepoogd stukken tekst van het boek te lezen, maar daarmee ben ik gauw gestopt. Men wordt bijna onpasselijk bij lezing  van dit walgelijke, paranoïde geschrift, waarin iedereen die ook maar een kritisch geluid liet horen in de hoek van de heksen wordt gedrukt en dus riskeerde eveneens vervolgd te worden..

Het deed mij denken aan de Amerikaanse senator Joseph  McCarty die in de jaren 1950 tot zijn val in 1954 met dezelfde kwalijke methoden als Kremer een ware kruistocht tegen al dan niet vermeende communisten aan de gang wist te houden.
De medewerking van dominicanen aan de inquisitie is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.

Kees Brakkee o.p.

Nog een ‘long read’ van deze auteur: Dominicaanse spiritualiteit (1)