31 Juli 2013

Pleidooi voor oefenen in sterven

Ga naar overzicht

Deel op:

e stijgende zorgkosten dwingen ons om onze angst voor de dood onder ogen te zien. We kunnen de dood niet alsmaar blijven uitstellen. Met filosofisch of levensbeschouwelijk onderricht en persoonlijke meditatie kan de dood een stuk humaner worden, vinden Theo Koster o.p. en Ger Vertogen.

Dit is een samenvatting van het betoog van dominicaan en studentenpastor Theo Koster (foto) en emeritus-hoogleraar natuurkunde Ger Vertogen, gepubliceerd op de website van het studentenpastoraat van de Radboud Universiteit Nijmegen.

Medische ontwikkelingen hebben de dood weten uit te stellen. Maar mensen hebben nu eenmaal een beperkte levensduur. De grenzen van de medische wetenschap en de stijgende zorgkosten maken dat duidelijk.

Geen mens kan met zekerheid zeggen dat hij vandaag niet dood gaat. Vanaf de vroegste tijden is hierover nagedacht en zijn er methodes ontwikkeld om de dood tegemoet te treden. Het overdenken van en mediteren op sterven en dood werd toen gezien als een wezenlijk element van het menselijk bestaan.

Dit denken is ook nu nog steeds van grote waarde, zoals de meditatio mortis en ars moriendi uit de westers-christelijke traditie en allerlei meditatiescholen uit niet-westerse culturen.

In onze huidige cultuur gebeurt het sterven zoveel mogelijk in het verborgene. Het is een storend voorval geworden, is niet langer een natuurlijk proces. Daarnaast valt op dat de belangstelling verschuift van de eigen dood naar die van een dikwijls zelfs onbekende ander. Denk aan bloemleggingen, stille tochten, applaus langs de route van de lijkwagen, of het persoonlijk aanspreken in woord of geschrift van de dode.

We hebben veel geleerd sinds de Verlichting. Maar we hebben ook dingen afgeleerd, zoals het vermogen om los te laten en vrede te hebben met het menselijk lot. Geneeskundigen hebben veel aanzien gekregen en mogen zelfs beslissen over het verzoek van levensbeëindiging van hun patiënt. Terwijl artsen daar helemaal niet over gaan, zij zijn hulpverleners en geen rechters over leven en dood. De patiënt zelf is de eerstverantwoordelijke voor zijn leven en, gezien de onlosmakelijkheid van leven en dood, ook voor zijn eigen dood.

Een overdenking van en meditatie op leven en dood zet het eigen leven in een ander licht. Er begint een proces van onthechting, bijvoorbeeld van het verlangen zo lang mogelijk te blijven leven, koste wat kost.

Leven, en dus ook de voltooiing ervan, is een respectvol omgaan met elkaar waarin voor een gelovige ook God meespeelt. Niet ik, niet wij, niet God, maar het leven zelf geeft aan wanneer het voltooid is. Dat ligt besloten in de grootsheid van het leven. Maar de tragische kant ervan moet ook volmondig bevestigd worden. Die vraagt respect zowel voor hen die de beker van het leven tot de laatste druppel leeg willen drinken als voor hen die hun levenseinde in eigen hand willen nemen, omdat het leven hun niet meer smaakt.

Een beëindiging van het leven kan, ook al klinkt dit paradoxaal, de consequentie zijn van een oprecht bevestigen van het leven. Voor een gelovige wordt in het zorgvuldig luisteren naar het eigen leven de wil van God openbaar.