18 December 2009

De opstandige Moeder Gods

Ga naar overzicht

Deel op:

e laatste dag van het bestaan was aangebroken. De zon scheen niet meer en de maan en de sterren waren gedoofd. De engelen hadden met luide trompetten de doden gewekt en opgesteld in geweldige rijen. Ver vooraan stond een troon: de troon van het Laatste Oordeel.

Ontleend aan het laatste nummer van het Tijdschrift voor Geloof Onderweg, dat verder gaat als &Geloven Onderweg’. Het verhaal wordt verteld in oosters-orthodoxe kerken, en komt met enige variaties voor in boeddhistische tradities.

Jezus Christus, De Mensenzoon, verscheen en met macht en majesteit nam Hij plaats op de troon. Maria stond aan Zijn rechterzijde, de aartsengel Michaël, de weger-van-de-zielen, aan de andere kant. De verrezen doden werden geselecteerd en opgesteld: een grote groep ter rechterzijde, een grote groep aan de linkerkant.

Zoals het in het Evangelie van Matteüs (Matt. 25, 31v.v.) was voorzegd en zoals Michelangelo het zo dramatisch in de Sixtijnse kapel had geschilderd, zo gebeurde het. De gezegenden stonden aan de rechterkant en werden vrijgesproken en hun werd de Eeuwige Zaligheid toegezegd. Engelen begeleidden hen naar boven, naar het eeuwige Licht. Toen wendde de rechtsprekende Mensenzoon zich tot de gedoemden aan de linkerkant. Met donderende stem wilde Hij de eerste zin van de veroordeling uitspreken: &Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten’. (Matt. 25, 41).
Maar toen stokte de stem in Zijn keel, want ineens stond Maria op en liep vastberaden weg! Zij verliet de hemel en verdween.

Grote consternatie! Het Laatste Oordeel werd onderbroken en engelen begonnen overal naar Maria te zoeken. Maar ze vonden haar niet. Toen kreeg de aartsengel Gabriël de opdracht om haar te zoeken, want hij was er al eens eerder in geslaagd Maria te vinden, toen in het nietige plaatsje Nazareth.

Gabriël ging opnieuw naar Nazareth. En ja, daar zat Maria, op een steenklomp in de donkere puinhopen van wat eens haar stadje geweest was. De gehele wereld was verlaten. Alleen Maria zat op die puinhoop voor zich uit te staren. Voorzichtig benaderde de aartsengel Gabriël de Moeder Gods. &Wees gegroet, vrouwe’, zei hij, &Vol van genade. De Heer is met u. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen. En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Deze gezegende vrucht van uw schoot, de verrezen heer Jezus Christus, verzoekt u vriendelijk maar dringend om uw plaats weer te komen innemen in de hemel en bij de rechtspraak van het Laatste oordeel.’

&Zeg maar tegen mijn Zoon, dat ik geen voet meer in de hemel zet, voordat iedere ziel voor eeuwig is gered!’
Maar de engel sprak: &Hoe kan dat geschieden, Moeder Gods, want er moet toch ook recht worden gedaan? Gedenk toch al die stakkers, die in hun aardse leven mishandeld, gefolterd en vermoord zijn!’

Maria deed er echter verder het zwijgen toe en zat alleen maar somber voor zich uit te staren. Ten einde raad vertrok de aartsengel Gabriël en meldde een en ander aan de verrezen Heer. Jezus Christus kon nu dus kiezen: een rechtvaardig vonnis vellen en nooit meer zijn moeder te zien krijgen. Of alles en iedereen vrijspreken en in het eeuwige Licht toelaten, en zo zijn moeder terugwinnen. Maria kende haar zoon te goed om echt te twijfelen aan de uitslag. Tenslotte koos de verrezen Heer uiteraard voor het laatste.

En zo komt het, dat de intuïtie, die de Engelse mystica Juliana van Norwich vele eeuwen geleden al formuleerde, toch bewaarheid werd. Zij sprak: All shall be well! All will be well!
Maria kreeg de &Goddelijke’ eretitel: Moeder van barmhartigheid, want voor zondige klungels als wij werd zij het symbool van het moederlijke, oneindig lieve gezicht van de Eeuwige. Gods laatste woord werd gelijk aan Zijn eerste: &Er moet Licht zijn, zelfs in chaos, loodzware schuld en diepe duisternis’ (Gen. 1,3).

Kan je dan toch de conclusie trekken: “Leef er maar stevig egoïstisch op los, want het komt toch allemaal wel op zijn pootjes terecht? Ik weet het, het klopt niet. (…) Maar ik geloof in een vreemde, lieve God, ontzaglijk kwetsbaar zoals liefde en barmhartigheid altijd kwetsbaar zijn. Maar juist daarom zo ontroerend mooi.

Leon. Raph. A. de Jong o.p.