01 Mei 2017

Waar wij ons voor openstellen

Ga naar overzicht

Deel op:

rijdag bezocht de Utrechtse groep de grote moskee van Suleymania, Koerdisch Irak. Ze waren er getuige van een ritueel met headbangende Koerdische moslims, bij de 99 heilige namen van God. Voorlaatste blog van Erik Borgman uit Irak.

In het Maryam Aladra-klooster in Suleimaniya wonen rooms-katholieken, Chaldeeuws katholieken en Syrische orthodoxen. De liturgie wordt afwisselend volgens de verschillende ritussen gevierd. En er zijn voortdurend moslims over de vloer. Op vrijdag 28 april gingen de Utrechtse bezoekers van het bisdom Kirkuk van dominicaan een aartsbisschop Yusuf Thomas Mirkis met enkele mensen van de gemeenschap op bezoek in de Grote Moskee van Suleimaniya.

door Erik Borgman o.p.

Vandaag is het vrijdag en prachtig weer in Suleimaniya. Er is minder verkeer dan door de week, maar overal staan en zitten groepjes mannen te praten, te roken en thee te drinken. We lopen rond het middaguur met de mannen van het Maryam Aladra-klooster naar de Grote Moskee.

Zij, en wij als hun gasten, worden met alle egards ontvangen. De leiding van de moskee is in handen van 'sjeik’ Salar Al-Hafeed. Hij is de achterkleinzoon van de eerste koning van Koerdistan, Mahmoud Barzini, die in de moskee als een heilige vereerd wordt. Evenals zijn diens grootvader, Haji Kaka Ahmed.

De moskee dateert van 1785 en is daarmee een jaar jonger dan de stad. Dat wil zeggen, neem ik aan, de eerste moskee op deze plaats. De huidige is een modern ogend gebouw met enorme binnenplaats. Als we aankomen is het vrijdaggebed net afgelopen en dringen honderden mannen zich naar buiten.

Salar Al-Hafeed bij een portret van Koerdische leiders uit de jaren ’20 van de vorige eeuw. Klik op de foto voor een achtergrondverhaal van Al Jazeera.

Dwars over het plein staat een lange rij mensen – opnieuw vooral mannen en jongens; vrouwen zijn er wel, maar niet veel – te wachten bij het punt waar aan de armen gratis voedsel wordt uitgedeeld.

Als wij korte tijd later ook voedsel krijgen aangeboden, wordt ons nadrukkelijk verteld dat het hetzelfde eten is als aan de armen wordt gegeven: rijst, kip en bonen. &Wij maken hier geen verschil tussen arm en rijk.’

Dat laatste is een beetje overdreven, maar de moskee is duidelijk sociaal gericht. Behalve aan het voedseldistributieprogramma is dit te zien in de omheinde ruimte voor de kapel voor de twee heilige voorvaderen. Daar liggen enkele tientallen daklozen op een matje te slapen. Niemand die hun rust verstoort.

Salar Al-Hafeed laat blijken dat hij het werken aan vrede en het overbruggen van kloven tussen religieuze, etnische en sociale gemeenschappen beschouwt als een ereschuld aan de traditie van zijn familie. In de tijd van zijn overgrootvader had Suleimaniya een joodse en christelijke wijk, zegt hij in opvallend goed Engels. Hij spant zich nu in die situatie terug te laten keren.

Hij wil dat de verhoudingen weer goed worden en dat Koerdistan de weg vooruit weer vindt. In het spoor van zijn overgrootvader die zich hier ook al voor inspande. Hij geeft ons een artikel van zijn hand over zijn overgrootvader, dat uit het ongetwijfeld elegante Koerdisch in helaas nauwelijks te volgen Engels is vertaald.

Zijn zoon vertelt ons dat de moskee plannen heeft een feestdag van de lokale vrede uit te roepen. 6 mei aanstaande zal dit feest voor het eerst plaatsvinden. De bedoeling is dat initiatieven om groepen te leren vreedzaam met elkaar te leven zullen worden getoond, uitgewisseld en zo mogelijk verbonden. De moskee zelf heeft een scholingsprogramma ontwikkeld om jonge kinderen tolerantie, openheid en onderling vertrouwen te leren.

Hoewel het officiële gebed dus al was afgelopen toen we aankwamen, kwamen we middenin een opmerkelijk ritueel terecht. Een grote groep van opnieuw voornamelijk mannen stond in een kring en scandeerde, geleid door een groepje slagwerkers, wat ik mij voorstelde dat de negenennegentig namen van God waren. In ieder geval eindigde het telkens op 'Allah’.

Foto Arie Nico Verheul

Eerst gematigd en terughoudend, maar steeds heftiger maakte de meest enthousiasten daarbij een hoofdbeweging die zich nog het best laat vergelijken met headbanging zoals dat in de hardrock-scene gebruikelijk is. Vervolgens stapten er mannen naar voren die hun Koerdische tulbanden afnamen, waar lange strengen haar onder bleken te zitten. Ze schudden ze vrij en zwiepten ze vervolgens met kracht naar voren en naar achteren, naar links en naar rechts.

Ze raakten niet echt in trance, maar het deed duidelijk wel iets met hun bewustzijn. Dat was ook de bedoeling. Het ritme van de muziek en het bewegen op de maat ervan waren duidelijk erop gericht zich te openen voor de verbinding met God.

En opmerkelijk genoeg niet alleen voor zichzelf. Tijdens hun dansen openden velen in het publiek hun handen, het gebaar bij uitstek om zich in de ruimte van Gods aanwezigheid te stellen en deze te ontvangen. Ook onze begeleiders uit het Maryam Aladra-klooster maakten dit gebaar.

Blijkbaar gaat de hemel open tijdens het dansen en is er gemakkelijker meer in contact te komen. Als het zingen en dansen is afgelopen, stappen velen naar voren in de ruimte die daarvoor door de kring werd vrijgelaten om daar hun gebed te doen.

Het maakt opnieuw indruk op mij. Het vanzelfsprekende besef dat het niet gaat om wat wij doen, maar waarvoor we ons weten open te stellen en dat zich met ons wil verbinden. Of het nu gaat om onze relatie met elkaar of om onze relatie met God.

*

Het eerste blog uit Noord-Irak: De grote betekenis van de kleine kerk in Kirkuk

Het tweede: Het belangrijke gesprek van christenen met moslims

Het derde: Bouwen is vertrouwen – ook in Irak

Het vierde: Een levende gelovige gemeenschap

Het vijfde: Samenleving scheppen door netwerken

Het zesde: Over islamkritiek en caritas als centrum

Het zevende: Iemand die weet waar het echt over gaat

Het achtste: Leven in zijn naam

Het negende: Feest! Juist in de chaos van Irak

Het tiende: Giftige en goede vruchten

Het elfde: Hopen tegen de klippen op

Het twaalfde: Uw geloof heeft u genezen