30 April 2017

Uw geloof heeft u genezen

Ga naar overzicht

Deel op:

et Maryam Aladra-klooster in Suleimaniya is met drie vaste bewoners een levend stadsklooster. Wat is hun geheim en wat kunnen wij ervan leren? Twaalfde blog van Erik Borgman vanuit Noord-Irak. &Onze liturgie moet authentiek worden.’ 

door Erik Borgman o.p.

Even is het stil aan tafel. De drie vaste bewoners van het Maryam Aladra-klooster in Suleimaniya, broeder Jens, zuster Frederike en broeder Jacques, kijken alle drie geconcentreerd op hun mobiele telefoon. Een gast spreekt schertsend over een moment van typisch monastieke meditatie.

Nu had broeder Jacques Mourad zojuist in zijn preek de vraag gesteld hoe je eigenlijk een goede monnik wordt. Een typerende vraag voor deze man die in alles uitstraalt dat hij monnik is. Hij had het gehad over de woestijn intrekken en in moedige eenzaamheid de strijd aangaan met de verleidingen van de duivel.

Wat maakt eigenlijk het Maryam Aladra-klooster ot een authentiek stadsklooster? Dat het een bewoonde plaats is, dat ten eerste. Een plaats waar men beschikbaar is voor passanten en buren die opvang of hulp nodig hebben, een plaats om hun hart uit te storten, ondersteuning bij het aanpakken van een probleem.

Jacques Mourad werd in mei 2015 ontvoerd door IS en in het nahaar van 2016 bevrijd. Nu woont hij in het Maryam Aladraklooster in Suleymania.

Het gaat daarbij lang niet altijd om spirituele problemen. De vluchtelingen in het kampje naast het klooster hebben soms gewoon wat geld nodig. Of een praatpaal om ideeën over hun toekomst uit te proberen. Iemand die hen zo nodig uit de droom helpt zonder dat ze het dromen verleren.

Misschien zijn tijdelijk inwonende gasten niet nodig voor een stadsklooster, maar ze helpen hier wel. Het helpt om zowel geassisteerd als bevraagd te worden. Het helpt om een lokale plaats te hebben waar de verbinding met de hemel wordt opengehouden én waar internationale samenkomst plaatsvindt. Een plaats waar je Italiaans en Duits en Engels en Nederlands hoort spreken, naast Koerdisch en Arabisch.

Ten slotte is een liturgie nodig die zo open en laagdrempelig is, dat wie langskomt er gemakkelijk aan kan deelnemen. Het is niet genoeg om een gebedsleven te hebben, dat gebed moet zichtbaar zijn. Als een lamp op de kandelaar, zoals Jezus zegt.

Tegelijkertijd moet de liturgie niet voor de buitenwacht in stand worden gehouden. De bewoners moeten in gebed samenkomen omdat zij dat willen, omdat zij dat als hun taak beschouwen. Als anderen hun vorm ook aantrekkelijk vinden, is dat meegenomen. Maar daar gaat het niet om.

Bij veel pogingen om in Nederland een stadsklooster te beginnen en draaiend te houden, is dit laatste vaak de bottleneck. Er ontstaat geen liturgisch leven dat door de initiatiefnemers van het stadsklooster gedragen wordt, omdat zij ervan overtuigd zijn dat het gebed hen en hun project draagt. Liturgie wordt gezien als een aanbod voor buitenstaanders. Als er geen mensen op af komen, is de vraag al snel of het wel voortgezet moet worden.

Jens Petzold is de prior van het klooster. Van zr. Frederike, het derde lid van de communiteit, is geen foto beschikbaar.

Dit wijst er naar mijn idee op dat in Nederland vaak ontbreekt wat hier alle initiatieven, werkzaamheden en taken samenhoudt.

Wat dat is? Vanavond dacht ik het te begrijpen. In de liturgie werd de tweede helft van het vijfde hoofdstuk van het Marcusevangelie gelezen, vanaf vers 21. In het Arabisch klonk het verhaal over de opwekking van het dochtertje van Jairus met daartussendoor gevlochten het verhaal van de bloedvloeiende vrouw.

Het voortdurende bloedvloeien maakt deze vrouw volgens haar cultuur onrein. Ze heeft al van alles geprobeerd, maar het heeft niet geholpen. Nu komt Jezus langs en kan zij zich niet bedwingen en raakt hem aan. Zij verontreinigt daarmee niet hem, maar Hij geneest haar, door haar geloof. Zij wordt gewaar dat zij genezen is, Jezus voelt dat er een kracht van hem is uitgegaan (vers 29 en 30).

Het geloof in Jezus’ vermogens liet haar over de schreef gaan: onrein dient de aanraking met rein te voorkomen. Maar Jezus zegt dat dit geloof haar gered heeft en maakt haar tot familie door haar aan te spreken als 'dochter’ (vers 34).

Ik schreef het al eerder, het is hier een cultuur van aanraken. Bij het communie uitreiken krijgen de kinderen die nog niet hun eerste communie hebben gedaan kort de pateen met de hosties op het hoofd gezet.

Men kent hier de onreinheid van de wereld en van zichzelf als deel van deze wereld. En men gelooft dat alleen een goddelijke aanraking daaruit kan redden. Dus raakt men aan, haast instinctief. Zoals de bloedvloeiende vrouw.

Wie niet gelooft zelf verlossing nodig te hebben, kan de verlossing niet verkondigen. Wie niet bidt in een volgehouden poging het goddelijke aan te raken, hetgeen dankzij Jezus en zijn zelfgave in het evangelie en de eucharistie mogelijk is geworden, die kan geen geloofwaardige liturgie in stand houden.

In de kapel wonen ook vluchtelingen. De Duitse fotograaf Philipp Breu maakte deze en andere foto’s van 'the monastery of hope’. Klik op de afbeelding voor een inkijkje.

Onze liturgie moet niet mooier of beter verzorgd worden, zoals vaak gedacht wordt. Ze hoeft ook niet aan de eigen tijd te worden aangepast. Zij moet weer authentiek worden. We moeten de dingen weer zo gaan doen dat wij kunnen ontdekken dat wij ze nodig hebben en zij ons in leven houden. Als gemeenschap en daarom als individuen.

Misschien dat anderen dat dan ook als voor hen waardevol herkennen. Misschien ook niet. Maar het gebeurt en dat is genoeg.

Dit te weten, dat is nodig om een stadsklooster te zijn en te blijven. Of een stadskerk, net zo goed. Dat weten ze hier, in Maryam Aladra, en ik zou hopen dat zij door het contact dat we nu met hen gelegd hebben, zij het voor ons weer tot een levende herinnering kunnen maken.

'Jezus keerde zich in het midden van de menigte om en vroeg: Wie heeft mijn kleren aangeraakt’ (vers 30).

*

Het eerste blog uit Noord-Irak: De grote betekenis van de kleine kerk in Kirkuk

Het tweede: Het belangrijke gesprek van christenen met moslims

Het derde: Bouwen is vertrouwen – ook in Irak

Het vierde: Een levende gelovige gemeenschap

Het vijfde: Samenleving scheppen door netwerken

Het zesde: Over islamkritiek en caritas als centrum

Het zevende: Iemand die weet waar het echt over gaat

Het achtste: Leven in zijn naam

Het negende: Feest! Juist in de chaos van Irak

Het tiende: Giftige en goede vruchten

Het elfde: Hopen tegen de klippen op