13 November 2015

'Ik vermaak mij wel en zit mij niet te vervelen'

Ga naar overzicht

Deel op:

os Oorsprong (1928) zwierf als dominicaan heel het land door. Nu woont hij in het Berchmanianum in Nijmegen. Ben Vocking en Wil Vermeulen interviewden hem voor het papieren Bulletin van de Nederlandse dominicanen. Een samenvatting.

wanneer

Jos, wij beginnen met de vraag die wij aan iedereen stellen: waarom ben jij dominicaan geworden?

Jos Oorsprong droeg al heel vroeg een dominicaans habijt…

Dat komt hiervandaan. Ik ben geboren op 12 december 1928. Ik kon niet in de kerk gedoopt worden, want het was er veel te koud. Daarom werd ik in de sacristie gedoopt door Hyacint Oorsprong, een heeroom die op vakantie was van Puerto Rico. Ik was alsmaar aan het huilen. Mijn heeroom zei: hij wordt een goede dominicaan.’

‘Toen ik een jaar of 5 was, wilde de een trambestuurder spelen of dokter, en ik wilde pater worden.. Later heeft mijn moeder (vanwege de kindsheidsoptocht) een habijtje voor mij gemaakt.’

Dus het werd je als het ware ingegeven?

Ik had vijf heerooms bij de dominicanen en nog een die broeder was. Toen ik twaalf jaar was, zei mijn vader: wat wil je nou? Nog steeds pater worden? Ik zei: ja. In 1941 ben ik op het Dominicuscollege gekomen. In 1942 werd het gebouw ingepikt door de Duitsers. In september 1942 werd er een noodcollege gevormd en werd ik met een paar anderen bij particulieren ingedeeld. Daar hebben wij ook het bombardement van Nijmegen meegemaakt.’

Jos Oorsprong o.p.

‘De prefect, pater Bruineman, zei in september 1944 (i.v.m. de operatie Market Garden) dat de vakantie voor onbepaalde tijd verlengd werd. Ik ben toen met mijn familie vanuit Arnhem op een grote boerderij terecht gekomen in Vaassen, boven Apeldoorn. Er waren daar zeker achthonderd koeien. Het was hongerwinter, maar daar heb ik niets van gemerkt. Mijn vader zei, dat hij geen geld had. De mensen van die boerderij zeiden: “Dat geeft niet; als de jongste wat met de kinderen speelt en de groteren op de boerderij helpen, is het goed”.’

Na het college ben je naar Huissen gegaan?

‘Dat was in 1948, daar ben ik gekleed. In Huissen raakte ik en vele anderen vanwege een vergiftiging behoorlijk ziek. Dat is goed afgelopen, maar wij moesten wel veel de frisse lucht in, de tuin in, zwemmen en aansterken. Vóór de inkleding waren er van de vijftien al twee vertrokken. Uiteindelijk hebben we met negen de grote professie afgelegd.’

‘Van Huissen gingen wij naar Zwolle voor de filosofie, daarna vier jaar theologie op het Albertinum in Nijmegen. Na het derde jaar werden we priester gewijd. Na het vierde jaar werd ik surveillant op het College, in 1956.’           

Als surveillant met de jongens van het Dominicuscollege.

Surveillant. Wat moet ik mij daarbij voorstellen?

Wij gaven geen les, maar wij waren in de vrije tijd bij de jongens. Je moest de orde handhaven, en er waren allerlei werkjes te doen, veel sport, de bibliotheek. Dat heb ik vijf jaar gedaan, daarna was ik vier jaar tevens syndicus (econoom) op het College. Toen vond ik het wel tijd worden voor iets anders en in december 1965 werd ik benoemd aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen.

We zaten daar met ons vijven, eindelijk was ik in de zielzorg. Na vier jaar hoorde ik dat ik in Venlo gekozen was als prior. Ik heb het aangenomen en ben na drie jaar herkozen. Voor een derde termijn kreeg ik goedkeuring uit Rome.

In Venlo was ik ook pastor van de kerk. Het was geen parochie, maar er waren zeker achthonderd mensen in het weekend. Er waren daar zes biechtstoelen, en tussen de 15 en de 20 paters, ik was de jongste. Ik heb er altijd graag gewoond.’

Daarna ben je naar Utrecht gegaan?

‘Dat klopt. Provinciaal Martin Vijverberg zei: jij kunt kiezen tussen pastoor in Leeuwarden, in Utrecht of in Tiel. Ik heb toen voor Utrecht gekozen, in Oog-in-Al. In die tijd – 1979 – begon er veel te veranderen. De leken gingen uitdrukkelijk meedoen.’

In 1990 kon ik een sabbatjaar krijgen, maar daar had ik helemaal geen behoefte aan. Ik ging in Zwolle wonen en vroeg: is er iets wat ik nog doen kan? Dat kon. Ik was nogal betrokken geraakt bij de charismatische beweging, en de provinciaal vond het goed dat dominicanen daarbij betrokken raakten.’

‘Het is een spirituele beweging: samen bidden en iets bespreken. Ik heb heel wat retraites en bijeenkomsten geleid. Totdat… er weer een telefoontje uit Venlo kwam. Ik ben weer prior geworden, maar in de tweede periode kreeg ik mijn eerste herseninfarct.’

‘Ik heb het priorsambt toen neergelegd. In heb aangesterkt bij de zusters van Albertushof in Venlo, tot ik in 2000 weer naar Zwolle ging. Ik wilde niet achter de bloempotten zitten en niets doen. Dat ging goed, tot ik een tweede herseninfarct kreeg. Toen werd mijn spraak wat aangetast. Ik was niet meer in staat te improviseren.’

We zitten nu in het Berchmanianum.

‘Het ging niet helemaal goed met mij en in juli vorig jaar ben ik hierheen gekomen. Inmiddels kan ik weer lopen, zij het met een rollator. Ik vermaak mij wel en zit mij niet te vervelen.’

Jos Oorsprong in gesprek met medebroeder Ben Vocking. Foto: Wil Vermeulen

*

Eerder verschenen in deze serie gesprekken met:
Joop Schaeffer
Harry Penninx
Jan Wenting
Gijs Goes
Herman Scholten
Kees Brakkee
Jacques van der Lee
Jan Boks
Gerard Oostvogel
Bert Robben
Rinus van Es
Jan Nieuwenhuis
Leo Oosterveen
Toine Frehe
Antoon Boks