03 Oktober 2013

Niets kunnen, toch verkondiger zijn

Ga naar overzicht

Deel op:

o’n 2,5 jaar geleden kreeg lekendominicaan en leraar Theo Ruiter twee zware hartaanvallen. Op eerste Paasdag 2011 ontwaakte hij uit een coma en moest hij zijn leven opnieuw vormgeven. Daarbij was de Franse dominicaan Lataste hem een spiegel.

Theo Ruiter september 2012Kun je dominicaan zijn als je niet kunt bijdragen aan het actieve apostolaat? Die vraag is voor mij actueel, nu ik niet meer actief leraar kan zijn. ‘En’, vraagt men mij vaak, ‘wat nu?’ Mijn antwoord is dat ik geniet van de schepping en gelukkig onder de zon vertoef. Dat bevredigt menig vragensteller niet. Leven onder de zon en genieten van het bestaan is niet voldoende.

Dominicaan Gijs Goes gaf mij het boek: De vrouwen die mijn zuster waren, de biografie van de Franse dominicaan Jean-Joseph Lataste (1832-1869). Hij koos als jonge pater volledig voor de vrouwelijke dwangarbeiders en gevangenen in de negentiende eeuw: vrouwen die niet gekend werden, uitgesloten van iedere maatschappelijke en kerkelijke activiteit.

Latastes keuze voor deze vrouwen treft mij. Een dominicaan los van de maatschappij, opgesloten in de gevangenis: dat paste niet bij mijn beeld van een lid van de orde der predikers. Lataste helpt mij mijn nieuwe plaats in het leven te bepalen.

Het boek is geschreven in de taal van mijn jeugd: vroom, oubollig, niet van deze tijd. Binnen tien pagina’s leg ik het weg. Maar het laat me niet los en ik vermoed dat Gijs Goes mij dit boek niet voor niets gegeven heeft. Ik lees het boek in de late avond, en de teksten en de langdradige overwegingen krijgen vat op mij.

Lataste vindt zijn plek in een woelige tijd in de Franse provincie, die dan net heropgericht is. Er zijn spanningen tussen een apostolische en vernieuwende stroming en een traditionele en meer beschouwende. In zijn geschriften en preken is te zien dat Lataste beïnvloed is door de mystiek van Tauler en Eckhart. Bijvoorbeeld de positieve blik op de ervaring van schuld, zoals Eckhart die verwoordt:

We moeten God danken, niet alleen voor de zonden die Hij ons vergeven heeft, maar vooral voor de zonden die we begaan zouden hebben als de goddelijke goedheid ons niet geholpen zou hebben.

keert terug in de prediking van Lataste:

Want de hand die de ene heeft opgericht is dezelfde als de hand die de ander heeft behoed voor de val! Bewogen door een zelfde dankbaarheid, proberen zij elkaar te overtreffen in hun dienst aan en hun liefde voor de God die hen allen gered heeft, zij het op verschillende manieren.

Lataste krijgt veel weerstand van collega-priesters vanwege zijn inzet voor gevangenen en zijn pleidooi niet te oordelen over iemands verleden. In de congregatie van de dominicanessen van Bethanië , in eerste instantie bestaande uit vrouwen die hun straf hebben uitgezeten, is iedereen gelijk.

Lataste predikt dat dominicaan-zijn betekent: betrokken zijn op de ander. In de ander is de stem van Gods liefde. Gods genade spreekt in de stilte van het gebed en de zwijgende aandacht van de ander.

Voor mij is het actief leraar zijn verleden tijd. Het dominicaan-zijn van pater Lataste plaatst mij in een nieuwe toekomst: betrokken zijn op de ander, in de stilte van gebed en in de zwijgende aandacht.

Theo Ruiter, lekendominicaan

 

Lees ook:

5 september: Z. Jean Joseph Lataste (1832-1869)
Dominicanessen van Bethanie
De Vraag. Open brief aan een leerling