In memoriam

Afscheid van een hoorder, ziener, doener

ob Treep, jarenlang directeur van het vormingscentrum in Huissen, sprak op 17 december 2011 de preek uit bij de uitvaart van zijn vriend Bert Wulffelé.

‘Velen van ons zijn aangeraakt door Berts aanstekelijk en lieve pogingen medeplichtig te zijn aan het visioen van broeders die zo vrolijk tezamen wonen, elkaar liefhebben in naam van de ENE.’

Lieve gemeente van Jezus Christus,

Broeders en zusters.. vooruit ja, want dat zijn we vandaag, broeders en zusters verbonden met elkaar rondom Bert, jazeker, maar bovenal samen als gemeente van Jezus. Daarin, in die Naam zijn wij verbonden.
Bert wou dat zo gezegd hebben: het gaat niet om mij. U weet, bescheiden gelovige als hij was. Met dat flinke vleugje protestantisme in zijn genen. Maar vandaag bij zijn heengaan, leggen we toch wel enig gewicht bij wie hij was voor ons, wie hij is voor ons. Natuurlijk wel vanuit de Schriften. Hoe zou het anders kunnen?

Horen
Hoor Israël! De ENE is onze God, de ENE alleen. Mozes is aan het woord. Hier klinkt het befaamde ShemaIsraël, Hoor Israël, de kernbelijdenis van het Jodendom. De Eeuwige spreekt vanuit het vuur. Mozes geeft het door in de beschrijving opgetekend in Deuteronomium. Dat betekent: de wet, voor de tweede keer. De eerste wet klonk al op de Sinaï. Hier neemt Mozes opnieuw het woord. Hij memoriseert. Deuteronomium: wetgeving, beter is wegwijzing voor de tweede keer. Lezing van de Thora opnieuw.
Hoor Israël… staat er. Horen… Het geloven begint bij het horen.
Horen temidden van zoveel lawaai, onderscheidend horen in de herrie van het bestaan.
Horen als vernemen van waar het werkelijk om gaat, temidden van het gebabbel, in de Babylonische spraakverwarring, Als horen en zien ons vergaat… kom dan tot horen, opnieuw. Hoor, aan wie je je kunt toevertrouwen.

Leraar
Hoor, geef Hem alleen uw liefde. Jullie hebben maar één wetgever in jullie midden: dat is niet een vreemde tiran, niet een warhoofd, dat is niet het algemene volksgevoelen, geen ijdele populist. “Hoor Israël, de Heer onze God, is één. Geef hem alleen uw liefde. Niet de praatjesmakers. En omdat Hij één en enig is,, kunnen jullie hem niet liefhebben met een stukje van jullie zelf maar met heel je hart, je ziel, je verstand.
Jullie zullen deze woorden jullie kinderen inscherpen. Praat er over onderweg, in je huis, als je neerligt, als je opstaat. Als een teken aan je hand, tussen je ogen aan de deur van je huis.
Deze woorden waren het vertrekpunt van Bert als leraar.
Zo sprak Bert als Leraar. Daar beginnen… daar is de kern. Hoor, hoor. Ik deed met hem mee.
We gingen zelf horen: op bezoek bij Frans Breukelman en Tom Naastepad

Weisung
Horen naar wegwijzing, Weisung. Thora in je leven. Als er crisis is, toch horen dat God, de Ene op mensen mikt. Mensen roept. Mens waar ben je? Adam, Eva. Het gaat om de menswording.
Steeds opnieuw begon ook Bert daar. Vernemen wie God voor je is, hoe je zijn heil en kracht, zijn meegaan kunt ervaren. Genesis lezen, Exodus, Deuteronomium lezen en dan weer naar het begin: de Thora dóór horen, steeds opnieuw.
Bert, kreeg je daar nou nooit genoeg van? Weer die Bijbel. Het is allemaal herhaling.
Maar Bert wist: mensen zijn vergeetachtig. Vertel de verhalen. Want wat je vertelt, herinneren ze zich. Dat is de orde van het verhaal. Dat begint in de woestijn als je elkaar nodig hebt in de zoektocht naar het mooie beloofde land. Liefhebben, met heel je hart, met heel je ziel en met al je macht.
Dat vraagt om oefening, herhaling. Voor Bert heette dat: toerusting. Horen en spreken: op de hoogte komen, de woorden wikken en wegen… Ook toerusting van jezelf.
Bert werd dan aangeraakt door een lied als:

Hoor. Maar ik kan niet horen
Mijn oren dichtgestopt.
Mijn adem opgekropt.
Mijn hart van leegte zwaar.
Ik ben nog niet geboren.
Ik ben niet ik niet waar.

Ik ben er niet, nog niet.

Huissen
We begonnen ooit in Huissen met een leerhuis in de nieuwe wijk waar ik woonde. Bert en ik als voorgangers en leraren bij de mensen thuis of op de lagere school in de bankjes. En waar begonnen we mee? Met Deuteronomium 1 en we zouden doorlezen tot we in de Thora weer bij Genesis kwamen. Onze toehoorders wisten heg noch steg, maar onze bevlogenheid voor de verhalen en de teksten maakte hen enthousiast. Begin, herhaal, orden. Laat die Ene Enige toe in je leven, steeds opnieuw:

Hoor roept gij in mijn oren
En jaagt mijn angst uiteen.
O stem door merg en been
Verwek mij uit het graf.
Uw mens opnieuw geboren-
O toekomst laat niet af.

Bert, de hoorder, onze leraar. Hij gaf doorzicht en inzicht, aan velen.

Wandelen
In mijn agenda staat voor vandaag: “Lopen met Bert”. Echt waar. Sinds mei 1980 hebben we gelopen met elkaar, gewandeld. Ik heb hem met de lange afstandspaden laten kennis maken. Ik heb hem zogezegd leren lopen… mijn vriend.
Op een gegeven moment zette hij zelf alleen de sokken erin maar samen gingen we toch op weg. Lang voordat het mode werd was het onze grondhouding. Zo liepen we door het beloofde land, door Israël, in 1985. Bert wilde niet gelijk op Jeruzalem afstevenen. Nee, eerst moeten we door Galilea, eerst rond de zee van Tiberias, Kapernaüm eerst, dan door het Galilea van de goyim, het Galilea der heidenen. In Zijn voetsporen… zoals de Heiland.
Dat vond ik ook en te voet togen wij op weg, uitmondend in onze intocht in Jeruzalem. Bert declameerde en zong er vrolijk op los: intochtspsalmen, Gezegend hij die komt. Stukken uit de cantates die hij als geen ander door en door kende: Nun komm, der Heiden Heiland.

Loslaten
Zo bleven wij als vriend en wandelaar volop theoloog… met een voorkeur voor de heidenen, moet ik zeggen. In de École Biblique in Jeruzalem werden we ondergebracht. Voor mij als protestant in een Dominicaans Huis een grand lit, een groot huwelijksbed, want dominees nemen toch altijd hun vrouw mee? Nee, dus. Maar ik was wel van de “verkeerde” kerk, plaagde Bert. Hij kon het weten, als overgelopene…
Bert als vriend. Vandaag dus niet “lopen met Bert”. Maar toch wel: gaan met Bert. De weg teneinde, totdat je elkaar los moet laten.

Visioen
Mozes laat de Thora, de wegwijzing ten tweede male horen. Dan moet ook hij gaan.
Mozes beklimt opnieuw een berg, na de Sinaï nu de Nebo. Dan laat de ENE hem heel het land zien. En prachtig: aan het eind van zijn leven overziet Mozes alles nog één keer. Het beloofde land tot aan de zee. Een visioen voor ogen.
Hij was op vertrouwde voet. Hij sprak met God als met een vriend. In een weldadige intimiteit.
Tot het laatst heeft hij zijn visioenen voor ogen gehad.
God laat vanaf de Nebo het beloofde land, zien hoe lieflijk ligt het daar aan de andere kant van de Jordaan. En dan begint het weer met het begin. Na de Nebo weer terug naar het begin, nog niet de Jordaan over, maar weer Genesis, wording.

Het is volbracht
Maar nu staat hij met de Ene voor het uitzicht. Het land van belofte blijft een belofte.
Door in de woestijn te sterven blijft Mozes de man van de Thora. Het is volbracht. Het is aan anderen, aan Jozua om de heilige grond van het goede land te betreden.
We hebben met Mozes gehoord van een land aan de overkant, het is ons beloofd en onderweg hebben we ervan gedroomd.
God liet Mozes het land vanuit de verte zien. Er was een visioen, een vergezicht dat hij vast voor ogen hield.
Toen was hij alleen.

In de woorden van Ida Gerhardt:

Genesis
Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.

het is een opengaan van vergezichten,
een bijna van gehavendheid genezen,
en aan de rand der tijdeloosheid wezen,

Vormingscentrum
Uren, nee dagen, minstens vele vele wandelingen lang. In Rome, in Jeruzalem, in San Salvador en Honduras, op de Veluwe en langs de rivierdijken in de Betuwe, hoorde ik Bert vaak zeggen: “Wat dacht je hier van?”, en dan kwam hij met visioenen, plannen en vergezichten. Die wilde hij met je delen, toetsen.
In Huissen liep hij ooit bij Jozef binnen. Joop, het klooster trekt geen mensen meer. Voordat we elders heen worden geroepen, zullen we van dit huis geen gastenverblijf maken? Een plek voor ontmoeting, studie en gesprek?
Later noemden we dat een vormingscentrum. Het kwam er, het is er nog, Ik heb er tien jaar gewerkt, dankzij Bert die mijn benoeming, waar twijfel over was, toch doorzette. Zullen we in Hemmen ook een oecumenische plek maken? Zullen we in Huissen een groot convent inrichten, voor broeders en zusters, dominicaanse familie?
Het kwam er. En in Rome nam hij me in vertrouwen, zouden we niet kunnen toewerken naar een gemengde leefgroep en dominicaanse communiteit waar relaties in vrijheid mogen bestaan? Verbondenheid in liefde?
De Parkstraat kwam er. Misschien is hij daar wel het gelukkigst geweest. Domweg gelukkig in de Parkstraat. Dat zo´n groep, onder dominicaanse vlag nog wel, er kwam…

El Salvador
“Ik ben Spaans aan het leren!” vertelde hij in de pastorie van Herfte Wijthmen. Ik ga misschien naar El Salvador. Eerst wilde hij ook daar vormingswerk doen, maar het werd pastoraat. Zal ik wel een goede pastor zijn? Ze zeggen dat ik zo’n rationalist, zo’n “hoofd-man” ben.
In Herfte Wijthmen had hij al geoefend in deze voor hem nieuwe roeping. In San Salvador kon hij het op zijn Spaans doen, pastor zijn. En hij kon het! Pastor zijn: een visioen dat in vervulling ging.
Was hij misschien daar in San Salvador het gelukkigst? Hij was er zo op zijn plek en hij was er zo blij mee. Er werden nieuwe huisjes gebouwd voor de armen en Bert mocht ze inzegenen. Met een emmer water en wijwaterkwast, in vol habijt, doorkruiste hij de favela. En sloeg met zijn kwast het water in de hoeken van de huizen. Op één kamer lagen vijf kinderen op een bed te kijken en te lachen, van Padre Alberto kregen ze een enorme plens wijwater over zich heen!

Trouw
Bert nam ons als vriend mee in zijn zienerschap, in zijn visioenen. Alles afwegen, een strategie uitzetten, tegenstand inschatten – want die was er ook! Maar om ergens voor te staan, heb je elkaar nodig. Trouw zijn aan de opdracht. Om door te geven van wat echt belangrijk is. Trouw aan elkaar. Als vrienden samen leven. Bert geloofde in je. Dat heeft zoveel mensen getroffen. Zijn trouw en vermogen om je vriend te zijn. Dat is dominicaans.
Bert als pastor, vriend, familieman – hoe blij was hij niet met zijn broers en zusters. Zijn moeder, zij ruste in vrede. Dol waren zij op elkaar soms ook dol van elkaar. Zijn Spaanse kinderen, zijn hartsvrienden geen namen, zijn hartsvriendinnen, de zusters.
Hoeveel studie en retraite hebben zij juist moeten verwerken.

Aangeraakt
Velen van ons zijn aangeraakt door dat zienerschap van Bert, zijn aanstekelijk en lieve pogingen je te laten meedoen, medeplichtig te zijn aan het visioen van broeders die zo vrolijk tezamen wonen, elkaar liefhebben in naam van de ENE.
Horen is nodig, daar begint het mee. Zien opent perspectieven en vergezichten. Maar het gaat om horen, zien én doen. IJkpunt is dan de Bergrede na de Sinaï, en de Nebo is de derde berg voor Jozua/ Jezus.

Niet boven de schare
De Bergrede, het visioen van Jezus waarin de armen zalig zijn. Let wel: niet zullen zijn. Ze zijn zalig: de armen, de treurenden, de zachtmoedigen, de hongerenden en dorstenden naar gerechtigheid, de barmhartigen.
Bert beklemtoonde dat het hier geen ethische opdracht betreft. Hier spreekt niet een voorganger vanuit de hoogte zijn volgelingen of gemeente aan. Je bent als voorganger, als theoloog, deel van de gemeente, niet heilig en ontastbaar erboven, maar je staat zelf onder het gehoor van de messias. Jezus spreekt jou aan, temidden van die grote schare. Zij zin de dragers van de opdracht.

Hij zegt:
Dit is mijn statuut, naar de armen gaat mijn liefde uit.
Dit is het criterium voor je handelen, wordt er recht gedaan? Wordt die praktijk uitgevoerd? Krijgt de hongerende te eten? De dorstige te drinken?
Want ik ben gekomen om te vervullen: de Thora, de gerechtigheid. Zo worden die Bergredes van Sinaï, van de Nebo en van de zaligsprekingen bij elkaar gehoord en niet los gemaakt.

Dan zal je zout zijn
Licht dat voluit schijnt.
Licht dat ons aanstoot.

En dan staat er ook:
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Mozes mag het horen, Bert mag het horen. Je zult de aarde beërven. Hoe zachtmoedig was je niet? Je zult thuis komen in het land bij God. Het land dat we zagen. Zingend de poorten door van Jeruzalem.
Nun Komm! Der Heiden Heiland.

Niet in het graf
De laatste eer geeft God. Op de Nebo heeft Hij zijn vriend Mozes eigenhandig begraven. Mozes die Hij kende van aangezicht tot aangezicht. Hij heeft hem toegedekt zoals een moeder haar kind.
Wie hem zoekt, zoeke hem niet in een graf. Het is geen plek op de kaart.
Wie de dode wil eren, ere het levende woord dat hij uit den hoge voor ons mee nam.
Wie Bert mist, zoeke hem niet in een graf, maar hoort naar zijn verhaal.

Ida Gerhardt:
Het is, allengs, een onomstotelijk weten
dat gij vernieuwd zult wezen en herschapen,
wanneer men van u schrijven zal: “ontslapen”,
wanneer uw naam op aarde is vergeten.

Bert, broeder, predikbroeder. In jou komen samen de leraar, de vriend, de pastor. Man van het horen, van het zien en het doen, ga met God..

Gods kus
De rabbijnen spreken over Mozes´ sterven als volgt:
In dat uur kuste hem de Heilige, geprezen zij hij,
en nam zijn ziel weg in de kus van zijn mond.
God kust de mens en in die kus vliedt het leven uit hem. Zo bezegelt God het leven, schrijft Rosenzweig.
De dood is Gods welkomstkus voor ons in zijn wereld. God heeft Bert in al zijn hoedanigheden welkom gekust.

Zo moge het zijn!

Rob Treep