27 April 2017

Feest! Juist in de chaos van Irak

Ga naar overzicht

Deel op:

an het slot van het verblijf in de Noord-Iraakse stad Kirkuk maken Erik Borgman en zijn reisgenoten een afstudeerfeest mee van jonge vluchtelingen die hun diploma halen en toekomst zullen moeten zijn voor hun land. 'Dit verwacht niemand in Irak.’

Recent studeerden zestig vluchtelingenstudenten af, die wonen in een van de elf huizen die bisschop Yusuf Thomas Mirkis voor hen beschikbaar stelt. Hun prestaties waren zeer goed: in vrijwel alle vakken behaalde studenten uit de huizen van Mirkis de hoogste cijfers. Het afstuderen werd groots gevierd, met ouders en andere familieleden als het even kon, met familie en vrienden. De vier Utrechters die Mirkis bezochten, waren erbij. Erik Borgman doet verslag.

door Erik Borgman o.p.

Het is al veel vaker geconstateerd, maar het blijft opmerkelijk. Mensen die in precaire situaties verkeren, kunnen uitstekend feestvieren. Dus hoe ingewikkeld de situatie ook is en hoe onzeker de toekomst, dinsdagavond werd bij gelegenheid van het afstuderen van zestig van de vluchtelingenstudenten die bisschop Mirkis in zijn elf huizen heeft opgenomen uitbundig feest gevierd.

Een Duitse journalist, die min of meer toevallig in Kirkuk was aangespoeld, geloofde zijn ogen niet. Hij kwam eigenlijk voor iets anders, maar eenmaal in de feestzaal kon hij zich niet bedwingen en pakte zijn camera. Steeds als hij haar wilde opruimen, zag hij weer iets wat hij wilde vastleggen. Dit is uniek materiaal, zei hij steeds. ‘Dit verwacht niemand in Irak.’

‘Dit’ wat niemand in Irak verwacht, dat was het uitbundig feest. Maar het was ook het mengsel van werelds geklede en dik opgemaakte meisjes met vrouwen met hoofddoek en mannen in allerlei verschillende soorten toga en habijt. Het was het in Westerse oren Arabisch, en dus islamitisch klinkende jubelen van met name de vrouwen als er vanaf het podium namen van afgestudeerden worden afgeroepen.

De studenten hadden wat ze in hun tijd hier beleefd hadden, uitgedrukt in een tekening. Het eerste ontwerp ervan zag toen ik bij de studenten in huis was. Een bloedrood hart met daarin in het Arabisch de naam ‘Kirkuk’. Daar omheen en ermee verbonden kleine harten met de plaatsen waarvan de studenten afkomstig zijn. Het gaat bij de studenten formeel om ‘displaced persons’, mensen die vluchtelingen zijn in hun eigen land.

De afgestudeerde jongens en meiden werden op een gegeven moment achter de deur opgesteld. Telkens kwamen zij met twee en soms drie binnen nadat hun namen waren afgeroepen en een van de presentatoren op het podium ze in enkele zinnen had gekarakteriseerd.

Er klonk muziek die zij zelf hadden uitgekozen en zij dansten met een mengsel van verlegenheid en zelfbewustzijn op die muziek naar binnen. Vervolgens kwamen hun familie en vrienden naar voren en werden zij op de schouders genomen en toegejuicht. Iedere keer een minuut of vijf.

Zo waren zij samen en kregen zij tegelijkertijd afzonderlijk aandacht. Degenen die geen familie in de buurt hadden, hadden toch een groep om zich heen en degenen die wel familie hadden konden uitgebreid omhelsd worden door hun vader en moeder.

Natuurlijk waren er ook nu weer de nodige toespraken. Dit is nu eenmaal een hoogst retorisch land. Het had bovendien grote symbolische waarden dat vertegenwoordigers van het politieke bestuur, de universiteit en verschillende kerken aanwezig waren. Moslimgeestelijken waren er voorzover ik kon zien niet.

Bisschop Mirkis had ze gezegd dat de grote mensen in de geschiedenis altijd degenen zijn die ‘neen’ hadden weten te zeggen. ‘Vandaag hebben jullie “neen” gezegd, tegen IS, tegen geweld, tegen pessimisme en cynisme. En ja tegen de hoop.’

Zo had ik het ook gevoeld toen de studenten, helemaal aan het begin van de bijeenkomst, gezamenlijk binnen waren komen marcheren en zich in twee rijen hadden opgesteld. Alsof zij een Olympische delegatie vormden, droeg de voorste de Iraakse vlag. Alle anderen hadden een klein vlaggetje in de hand. Alsof zij op een Amerikaanse universiteit zaten droegen zij een baret en een toog met gekleurde banden. De muziek die doorklonk was – hoe toepasselijk – een mengsel van westerse en oosterse klanken.

Maar terwijl ze daar stonden, met vlaggen in de hand die symboliseerden dat zij gezamenlijk het Irak van de toekomst vormden, en terwijl wat ik voor het volkslied hield klonk, raakte ik echt ontroerd.

Daar staan ze. Ze hebben de menselijk gezien onmogelijke opdracht hun leven en zo hopelijk hun land en de toekomst van de wereld op te bouwen. Zoals onze eigen kinderen dat ook hebben, zoals wij dat ook hadden en nog altijd hebben.

Bisschop Mirkis is een van de hoogwaardigheidsbekleders die toekijken.

Als materiaal daarvoor hebben we niets anders dan elkaar. En God, die ons met elkaar verbindt. Wij zijn zo geschapen dat wij op elkaar aangewezen zijn. Opdat, zo verneemt Catharina van Siena, wier feestdag het binnenkort is, in een van haar visioenen uit de mond van Christus, wij gedwongen zouden zijn de liefde te beoefenen.

Willen we leven hebben, moeten wij genoeg van elkaar houden om elkaar het leven te gunnen.

Zoals ze hier staan, gun je deze jonge mensen alles. Vaar wel. Ik zal proberen dat vast te houden.

Het afstudeerfeest is tegelijkertijd ons afscheid van Kirkuk. Onderweg naar onze volgende verblijfplaats, Suleimaniya, worden we bij een controlepost aangehouden door de Koerdische politie – Suleimaniya ligt officieel in Irak, maar in het deel dat door de Koerden wordt gecontroleerd.

Omdat de chauffeur naar Arabische muziek luisterde. Dat kan hem in Koerdistan niet zomaar gegund worden. Het maakt maar weer eens duidelijk hoe bijzonder het was Mirkis in Irak voor elkaar heeft gekregen en wat wij hebben mogen zien.

*

Het eerste blog uit Noord-Irak: De grote betekenis van de kleine kerk in Kirkuk

Het tweede: Het belangrijke gesprek van christenen met moslims

Het derde: Bouwen is vertrouwen – ook in Irak

Het vierde: Een levende gelovige gemeenschap

Het vijfde: Samenleving scheppen door netwerken

Het zesde: Over islamkritiek en caritas als centrum

Het zevende: Iemand die weet waar het echt over gaat

Het achtste: Leven in zijn naam